Let op! Bij de installatie van de apparatuur in een omgeving van Zone 0 Groep II, mogen geen vonken door impact of wrijving voorkomen.
Bedradingsvereisten
De kabelwartels en kabels die worden gebruikt voor de bedrading van het apparaat mogen de Ex-bescherming niet verzwakken.
Niet-gebruikte kabeldoorvoeren moeten worden afgesloten met stoppen die aan de Ex-vereisten voldoen.
Kies een spanningsontlastingsoptie die geschikt is voor de toepassing (gebruik kabelwartels die voorzien zijn van spanningsontlasting of monteer afzonderlijke klemmen: zie IEC 60079-14).
Let op! Sluit uitsluitend stroomloze draden aan. Schakel de voedingseenheid nooit in voordat de bedrading is voltooid en de transmitterbehuizing gesloten is.
Intrinsieke veiligheid
De overspanningscategorie van HMT370EX-transmitters is I (apparatuur zonder netspanning) en de mate van omgevingsvervuiling is 4, zoals gespecificeerd in IEC 60664-1. Zie Tabel 1 voor de intrinsiek veilige ingangsparameters.
Tabel 1. Intrinsiek veilige ingangsparameters
Parameter
Waarde
Bijbehorende entiteitparameters apparaat
Ui
28 V DC
Uo ≤ Ui
Ii
100 mA
Io ≤ Ii
Pi
700 mW
Po ≤ Pi
Ci
12,1 nF
Co ≥ Ci + Ccable
Li
16 µH
Lo ≥ Li+ Lcable
Het gebruik van testpunten voor analoge uitgangen
Er zijn testpunten voor het meten van de spanningen en stroomsterktes van de analoge uitgangen; deze bevinden zich boven elke schroefaansluiting, zoals weergegeven in Figuur 1. Om toegang te krijgen tot de testpunten op de printplaat, moet de transmitterbehuizing worden geopend.
Let op!
De transmitterbehuizing mag niet worden geopend in een explosiegevaarlijke omgeving, tenzij een veilige werkvergunning is afgegeven conform de norm IEC 60079-14. Verwijder de transmitter uit de gevaarlijke omgeving voordat u de behuizing opent, of zorg ervoor dat er een veilige werkprocedure conform IEC 60079-14 is geïmplementeerd in de gevaarlijke omgeving.
Gebruik een intrinsiek veilige multimeter die niet de intrinsiek veilige ingangsparameters die worden vermeld in Tabel 1 overschrijdt wanneer deze in serie (stroommeting) of parallel (spanningsmeting) met het bijbehorende apparaat wordt geschakeld.
Het gebruik van de servicepoort
De servicepoort (zie Figuur 1) mag alleen in een veilige omgeving worden gebruikt. Verwijder de transmitter uit de gevaarlijke omgeving of zorg ervoor dat er een veilige werkprocedure is geïmplementeerd in de gevaarlijke omgeving. Gebruik alleen de pc-verbindingskabel van Vaisala als accessoire bij de servicepoort.
Onderhoud
De probe (inclusief probebehuizing en -kop) kan door de gebruiker worden losgemaakt en vervangen. Het probekopfilter (zie Figuur 1) kan ook door de gebruiker worden vervangen. Neem voor andere onderhoudsvereisten contact op met Vaisala.
Let op! De probe kan worden verwijderd en vervangen wanneer de HMT370EX is ingeschakeld. Elk ander live-onderhoud, inclusief het vervangen van het probekopfilter, is niet toegestaan.
De inhoud van dit hoofdstuk is vastgelegd in het volgende, afzonderlijk bijgehouden document: