De HMT370EX installeren - HMT370EX

HMT370EX Installatie- en veiligheidshandleiding

Document code
M212306NL
Revision
B
Language
Nederlands
Product
HMT370EX
Document type
User guide
  • Schroeven voor montage van de transmitter:
    • Installatie rechtstreeks door de transmitterbehuizing: 2 stuks Ø 5,5 mm schroeven
    • Installatie met optionele bevestigingsplaat: 4 stuks Ø 5,5 mm schroeven en 2 stuks M6 inbusbouten
  • Kruiskopschroevendraaier voor onverliesbare schroeven van het transmitterdeksel en schroefaansluitingen voor bedrading
  • Platte schroevendraaier voor de aardeaansluiting
  • Kabelwartels, goten en stoppen zoals vereist in uw toepassing, en geschikt gereedschap om ze te bevestigen en vast te zetten
  • Draadkniptang
Optioneel:
  • Krimptang en adereindhulzen
  • Inbussleutel (5 mm) voor vergrendelingswiel van probebehuizing
  • Ex-compatibele multimeter voor het testen van analoge uitgangen
Stappen 1 - 7 verwijzen naar afbeeldingen 1 - 7 op de illustratiepagina's 3 en 4 aan het begin van het document.
  1. Kies een oppervlak (bijvoorbeeld een muur) voor het installeren van de transmitter. U kunt de transmitter rechtstreeks op het installatieoppervlak monteren met 2 schroeven, of een optionele bevestigingsplaat gebruiken die aan de achterkant van de transmitter wordt bevestigd.
    1. Installatie zonder bevestigingsplaat: bevestig de transmitterbehuizing direct op het installatieoppervlak met 2 schroeven van Ø 5,5 mm. Het linkerschroefgat heeft extra verticale ruimte om de positie van de transmitter te verstellen nadat u de rechterschroef hebt vastgemaakt.
    2. Installatie met bevestigingsplaat: bevestig de bevestigingsplaat op het installatieoppervlak met 4 Ø 5,5 mm schroeven en bevestig vervolgens de transmitter op de bevestigingsplaat met 2 M6 inbusbouten.
  2. Bevestig kabelwartels (1 of 2) aan de bedradingsdoorvoeren zoals vereist in uw toepassing. Let op de vereisten voor kabelwartels vermeld in Richtlijnen voor veilig gebruik in gevaarlijke omstandigheden.
    • Beide doorvoeren hebben schroefdraad M20x1,5.
    • Sluit ongebruikte doorvoeren af met Ex-conforme afdichtingen.
    • De wartels en stoppen moeten water- en stofdicht zijn.
  3. Bereid de bekabelingsdraden voor zoals vereist in uw toepassing (bekabeling via 1 of 2 doorvoeren).
    1. Strip de kabeldraden: het wordt aanbevolen om adereindhulzen aan de contactuiteinden van de draden te bevestigen.
    2. Open de kabelwartel en steek een geschikte lengte van de kabel door de kabelwartel in de transmitter.
    3. Draai de kabelwartel vast: raadpleeg de instructies van de wartels die in uw toepassing worden gebruikt voor de maximale aanhaalkracht.
    4. Als uw installatie het gebruik van beide doorvoeren niet vereist, sluit u de ongebruikte doorvoer af met een Ex-conforme afdichting.
  4. Sluit de bedrading van de schroefaansluitingen aan zoals vereist in uw toepassing. Zie voor bedradingsschema's voor beschermde installaties Bedrading met galvanische isolatoren en Bedrading met Zener-barrières.
    1. Open de kabelbevestigingsklemmen onder de schroefaansluitingen en leid de kabels door de aansluitingen naar de klemmen.
    2. Sluit de draden aan op de schroefaansluitingen.
      We wijzen erop dat kanaal 1 (CH1) altijd bedraad moet zijn. De transmitter krijgt voeding via de CH1-schroefaansluitingen en wordt niet ingeschakeld als alleen kanaal 2 (CH2) is bedraad.
    3. Pas de lengte van de draden aan en sluit de kabelbevestigingsklemmen zodat ze de kabels op hun plaats houden.

    Optioneel: zie voor instructies voor het testen van het analoge uitgangsniveau met een multimeter 8.

  5. Sluit het deksel van de transmitterbehuizing en draai de onverliesbare schroeven vast; bevestig vervolgens de probebehuizing aan de transmitter.
    Het volstaat om de probebehuizing handvast aan te draaien met het vergrendelingswiel. Om te voorkomen dat de probebehuizing zonder gereedschap wordt losgemaakt, kunt u het vergrendelingswiel verder vastdraaien met een inbussleutel (5 mm).
  6. Bevestig de probekop in het gebied waarin u wilt meten.
    De probes uit de HMT370EX-serie zijn ontworpen voor een verscheidenheid aan toepassingen met verschillende installatievereisten. Zie voor probespecifieke installatie-instructies de HMT370EX User Guide.
  7. Verbind de aardeaansluiting aan de onderkant van de transmitter met een 4 mm2 aarddraad met het aardingselement van de installatielocatie. Schakel na het aarden van de transmitter de voedingsingang in.
  8. Optioneel: als u het uitgangsniveau van de analoge uitgangskanalen wilt controleren, test u de verbinding als volgt:
    1. Maak de probebehuizing los en open het transmitterdeksel.
    2. Sluit een multimeter aan op de mA-testpunten die zich boven de uitgangsschroefaansluitingen op de printplaat van de transmitter bevinden (zie illustratiepagina 2 aan het begin van het document voor de locatie van de aansluitingen).
      Gebruik altijd een Ex-compatibele multimeter. De uitgangsparameters van de multimeter moeten compatibel zijn met de ingangsparameters van de transmitter.
    3. Start de uitgangstestmodus door de display-interface van de transmitter te gebruiken of, als u een transmitter zonder display gebruikt, door de transmitter aan te sluiten op Insight pc-software. Zie voor instructies over het gebruik van de uitgangstestmodus met de display-interface en Insight pc-software de HMT370EX User Guide.
    4. Nadat u de uitgang heeft gecontroleerd, verwijdert u de multimeter, sluit u het transmitterdeksel en bevestigt u de probebehuizing weer.
Figuur 1. Overzicht multimetertestpunten
Let op! De servicepoort (zie Figuur 1) mag alleen in een veilige omgeving worden gebruikt. Verwijder de transmitter uit de gevaarlijke omgeving of zorg ervoor dat er een veilige werkprocedure is geïmplementeerd in de gevaarlijke omgeving. Gebruik alleen de pc-verbindingskabel van Vaisala als accessoire bij de servicepoort.